Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweiden (NOBV)
In het Klimaatakkoord is afgesproken om de jaarlijkse broeikasgasemissie uit het veenweidegebied met 1 Mt te verlagen vanaf 2030. Veenweiden worden gedraineerd om deze geschikt te maken voor agrarisch gebruik, waardoor het typische Nederlandse landschap van weilanden en slootjes is ontstaan. Door de drainage daalt de grondwaterstand, waardoor een deel van de veenbodem droog komt te liggen. Onder invloed van zuurstof uit de lucht, breekt dit veen vervolgens af, waardoor CO2 uitgestoten wordt en de bodem daalt. Het Nationaal Onderzoeksprogramma Broeikasgassen Veenweiden (NOBV) verricht metingen in het veenweidengebied om de broeikasgasuitstoot te kwantificeren. Daarnaast wordt getest of verhoging van de grondwaterstand (d.m.v. bijv. waterinfiltratie, greppelinfiltratie of verhogen van slootpeilen) of veranderingen in landgebruik (o.a. natte teelt, extensief landgebruik) de broeikasgasemissie kan verlagen.
Binnen het NOBV verricht Onderzoekcentrum B-Ware metingen aan de water- en bodemkwaliteit op de onderzoekslocaties. Zo wordt de chemische samenstelling van de bodem bepaald om te onderzoeken of dit invloed heeft op de effectiviteit van maatregelen en de broeikasgasemissie. Daarnaast wordt onderzocht hoe de maatregelen de dominante bodemprocessen beïnvloeden. Één van de onderzochte maatregelen is het installeren van water-infiltratiesystemen. Dit zijn ondergrondse buizen waarmee oppervlaktewater de bodem ingelaten kan worden zodat de grondwaterstand in droge perioden niet te ver uitzakt. Door het stabiliseren van de grondwaterstanden, veranderen ook de dominante bodemprocessen (Harpenslager e.a. 2024). Het installeren van water-infiltratiesystemen is erop gericht om agrarisch gebruik van de veenweiden te behouden. Een alternatief voor beweiding is het verder vernatten van percelen waardoor teelt van natte gewassen (‘paludicultuur’) mogelijk wordt. Binnen het NOBV zijn daarom ook onderzoekslocaties waar teelt van lisdodde, veenmos en cranberry wordt gerealiseerd. Verder wordt er gemeten op meer natuurlijke locaties om het effect van (de intensiteit van) landgebruik te bepalen.