Veenoxidatie en broeikasgasemissies
Veengebieden zijn van nature natte gebieden. Onder deze natte omstandigheden wordt de afbraak van organisch materiaal geremd, waardoor dit materiaal accumuleert en veen vormt. In Nederland worden waterpeilen vaak laag gehouden om dit natte land te draineren en geschikt te maken voor landbouw. Hierdoor komt het veen in contact met de lucht, waardoor het veen afbreekt (veenoxidatie). Dit leidt weer tot verhoogde CO2-emissie en bodemdaling.
Om veenoxidatie tegen te gaan worden op veel plekken de waterpeilen verhoogd en wordt geprobeerd water vast te houden in de veengebieden. Hierdoor zal de emissie van CO2 afnemen. Indien veenvormende vegetatie zich herstelt, kan zo’n gebied uiteindelijk weer CO2 vastleggen. Wel kan er door vernatting methaan (CH4) vrijkomen, wat een 28 keer sterker broeikasgas is dan CO2. Dit is met name het geval bij het vernatten van nutriëntenrijke veenbodems, bijvoorbeeld in voormalig landbouwgebied. In stikstofrijke gebieden kan ook lachgas (N2O) vrijkomen, wat zelfs 300 keer meer impact heeft op het klimaat dan CO2.
De impact van vernattingsmaatregelen op de broeikasgasbalans van natuurgebieden krijgt steeds meer aandacht. Om deze effecten te kwantificeren, kunnen wij veldmetingen uitvoeren waarbij met zogenaamde closed chambers en greenhouse gas analysers de uitstoot van CO2, methaan en lachgas wordt gemeten. Daarnaast kan het nuttig zijn om alvast de effecten van vernatting in te schatten door bodems onder verschillende vernattingsregimes te incuberen in een laboratoriumproef. Hiermee kan bijvoorbeeld ook het effect van plaggen van een nutriëntenrijke toplaag worden bepaald. Door zowel bodemchemische parameters als de broeikasgasemissie te meten, kunnen de sturende processen achter de emissie van CO2, methaan en lachgas in beeld gebracht worden.
Heeft u vragen over broeikasgasemissies of het laten uitvoeren van een onderzoek? Neem dan contact op met Onderzoekcentrum B-WARE via info@b-ware.eu